Verlies studiejaar

(181) Wanneer door een langere periode van tijdelijke invaliditeit iemand de lessen van een bepaald studiejaar niet heeft kunnen afleggen verliest dit slachtoffer een studiejaar. Dit verlies komt in aanmerking voor vergoeding van materiële schade indien aangetoond wordt dat de betrokkene in normale omstandigheden dit studiejaar met gunstig resultaat zou hebben beëindigd. De geleden schade zal zo veel mogelijk in concreto beoordeeld worden. Er zijn talrijke facetten die bij de schaderaming kunnen meespelen: het een jaar later op de arbeidsmarkt komen dan normaal, verlies van een kans op het slagen in examens, om vroeger aan het werk te kunnen of om een bijkomende opleiding te volgen. De aard van de studies zal eveneens een rol spelen bij de schadeberekening: een vijfdejaars geneeskundestudent zal anders ingeschat worden dan een leerling in het eerste jaar secundair onderwijs. De in rechtspraak toegekende vergoedingen variëren fel en kunnen gaan van 991,57 euro tot 9 915, 74 euro. Het “id quod plerumque fit” ligt tussen de 2 478,94 euro en de 4 957,87 euro. Het Nationaal verbond van Magistraten van Eerste Aanleg en het Koninklijk Verbond van Vrede- en Politierechters vertrekken in hun indicatieve tabellen van forfaitaire vergoedingen, die zouden worden toegekend, voor zover het principe van het verlies van een studiejaar wordt bewezen. Deze forfaits stijgen al naargelang het scholingsniveau van het slachtoffer; Ze voorzien zowel een morele als een materiële vergoeding: lager onderwijs: 3 718,40 euro, resp. 371,84 euro.

De schadevergoeding

  • Middelbaar onderwijs: 3 718,40 euro, resp. 991,57 euro

  • Hoger onderwijs: 3718,40 euro, resp 3 718,40 euro en 1 983,15 euro (op kot of thuis)

  • Universiteit: 3 718,40 euro, resp. 3 470,51 euro en 1 735,25 euro (op kot of thuis)

Een aparte vergoeding wordt soms toegekend aan de ouders van het studerend slachtoffer, B.v. omdat gemaakte kosten verloren gaan (huur van een studentenwoning) of omdat zij een jaar langer voor onderhoud en kosten van hun kind zullen moeten instaan. Wanneer geopteerd wordt voor een materiële vergoeding gebaseerd op de gemaakt worden op een morele schade, o.m. wegens de frustraties (psychologische weerslag) ten gevolge van het maatschappelijke beeld van de zittenblijver. De vroegere indicatieve tabellen maakten een onderscheid al naargelang het slachtoffer al dan niet schoolplichtig is: de morele schade bedroeg dan resp. 1 239,47 euro of 867,63 euro. Soms is het geleden nadeel voor het slachtoffer beperkt in tijd en betekent het geenszins het verlies van een gans schooljaar.

Wie echter door een ongeval bijzondere schoolactiviteiten niet kan bijwonen, heeft hiervoor recht op een morele schade die ex acquo et bono wordt vergoed. Voorbeelden zijn schoolreizen, bos-, zee,- en skiklassen, schoolfeesten en schoolsportcompetities.

Dit bericht is geplaatst in info. Bookmark de permalink.